\Y'fi A L4, GEMEENTE UTRECHTSE HEUVELRUG MEMO L. Annotalie werkbezoek aan Mariniers Braam van Houckgeestkazeme (00k aan toegesmuxd Inhoud werkbezoek: Toelichring Van een half um en rondleiding van een half uur. Aanwezig zijn: Kolonel der marinicrs--, Commandant Mariniers Trainings Commando (MTC) Luitenant kolonel der mariniers_, Chef Staf MTC Stafadjudant der mariniers_ Chef d'Euipage MTC Kapitein mariniers -- Communicatieadviseur MTC Eerste iuitenant der mariniers -- assistant chef staf MTC Stand van zaken Besluil minister Hillen: (geen bericht voor externen, is een intern berichfl Hetrapport van Defensie Iigt nog bij Minister HiIien. Er schijnt nog aan gewerkt ie Worden door Haagsc en Zeeuwse werkgroep leden. Rond 20 januari was het Iaatste bericht vanuit Den Haag: 'Gisteren is er een gespxek geweest tusscn dc minister met Peijs. Wij moeten ons rapport nog aanhouden en ondertussen met Zeeland neg sen paar besparingsopties uitzoeken. Op 9 februari komt de werkgroep Zeeiand in Vlissingen bijeen'i Readies binnen Defensie op de Business Case van de gemeente zijn dat hot een redelijk goed onderbouwd verhaal is war under de huidige omstandigheden door veel mensen wotdt begrepen en gesteundv Er Worden vraagtekens geplaatst bij de bronnen van de informatic die in bet rapport staan. Sommigen trekken dc conciusic dat de leiding van de mariniers er achter zit en tegen een vcrhuizing naar Vlissingen is. Dat laatste is echter nict gevai! Wel moeten de randvoorwaarden goed worden ingevuld. Wat Minister Hillen en Mevr Peys van het rapport vinden is niet bekend, maar het aanvullende uitzoekwerk voor het definitieve rapport van Defensie is wel geïnitieerd na het verschijnen van de Business Case. ........................................................ Op 31 augustus werd bekend dat minister Hillen een sterke voorkeur had om de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn, wegens vermeend gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden, te verplaatsen naar Vlissingen. De gemeente Utrechtse Heuvelrug werd hierdoor verrast omdat men tot dan niet geïnformeerd. De door de minister gebruikte argumentatie werd als onvolledig en onjuist gezien. In haar streven om aan te tonen dat de marinierskazerne in Doorn wel degelijk een toekomstgerichte oplossing kon bieden werd door de gemeente gebruik gemaakt van de beschikbare kennis bij vertegenwoordigers van het Korps Mariniers, Ministerie van Defensie en politieke partijen. Leden van de Tweede Kamer en de vaste commissie van Defensie werden over de gang van zaken geinformeerd en ontvingen een factsheet waarin de gemeente aangaf een goed alternatief in Doorn te kunnen bieden. Inmiddels is in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de gemeente Utrechtse Heuvelrug in staat wordt gesteld om een rapport c.q. businesscase te maken over de toekomstgerichte oplossing die de marinierskazerne in Doorn kan bieden, terwijl minister Hillen wordt gevraagd tot die tijd geen onomkeerbare beslissingen te nemen. De gemeente Utrechtse Heuvelrug moet dit rapport gereed hebben in de 1e week van januari 2012. Vrij snel daarna zal minister Hillen op basis daarvan een besluit ‚nemen. Eind januari/begin februari zal het besluit van minister Hillen worden doorgestuurd naar de Tweede Kamer en worden besproken. Waarom het bezoek van Commissaris zo belangrijk is? De Commissaris van de Koningin heeft al eerder aangetoond, o.a. middels brieven aan de minister, betrokken te zijn bij deze kwestie. Ook ten aanzien van mogelijke oplossingen in het vinden van verdere uitbreidingsmogelijkheden stelt de provincie zich positief op. Het werkbezoek kan dan ook worden gezien als een positief en serieus signaal naar de landelijke politiek. Tijdens het bezoek zal inzicht worden gegeven in de specifieke voordelen die lokatie Doorn biedt ten aanzien van leefbaarheid en de centrale ligging ten opzichte van de belangrijkst trainings— en oefengebieden. Naast de renovatieplannen, wordt er ook gekeken naar verdere uitbreidings— mogelijkheden die het mogelijk maken een belangrijk deel van de voertuigen die nu in Maartensdijk gestald staan, weer terug te brengen naar de Van Braam Houckgeestkazerne. — Deze toezegging werd ook schriftelijk bevestigd in de beantwoording van de minister aan de Tweede Kamer over de vragen m.b.t. het herbeleggingsplan vastgoed Defensie van 17 november jl. — Ontkenning minister van eerdere toezeggingen tijdens beatwoording vragen in algemeen overleg met vast commissie voor Defensie op 22 november jl. De minister verwacht dat de gemeente wellicht met een alternatief zal komen maar dat er geen sprake is van een additioneel, gelijkwaardig en in samenwerking met de gemeente te plegen onderzoek en doorberekening van een toekomstgerichte oplossing voor de marinierskazerne in Doorn ( in combinatie met het onderbrengen van logische elementen elders), noch van een vergelijk tussen beide alternatieven om tot een juiste afweging te komen. Onze verbijstering en ongenoegen over de beantwoording en het intrekken van eerdere toezeggingen is alleen maar gegroeid terwijl het de noodzaak van een factsheet alleen maar heeft versterkt. In bijgevoegde factsheet, tonen wij aan dat de marinierskazerne in Doorn, in combinatie met het onderbrengen van enkele logische elementen elders, een toekomstgerichte oplossing biedt. Met name de financiële onderbouwing die wij, naar aanleiding van de toezeggingen van de minister om dat gezamenlijk te doen, hadden kunnen aanbrengen, blijft nu door het nieuwe standpunt van de minister helaas achterwege. Wij betreuren dat tenzeerste. Een investering van deze omvang en in deze economisch moeilijke tijd eist een zorgvuldige afweging, waarbij alternatieven op zorgvuldige, gelijkwaardige en tran5parante wijze worden doorberekend en meegenomen in de uiteindelijke afweging. Ook een externe validatie op de gehanteerde berekeningsmethodiek en behaalde resultaten zou gezien de omvang en complexiteit geen overbodige luxe zijn. 2. Uitgangspunten: Het is niet de essentie van deze factsheet om de functionele en financiële voordelen van beide locaties 1 op 1 met elkaar te vergelijken. Daarvoor zijn datering (oudbouw — nieuwbouw), infrastructuur, historie en identiteit te verschillend van elkaar en is de daarvoor noodzakelijke detailinformatie niet altijd beschikbaar. Deze factsheet heeft tot doel om aan te tonen dat beide locaties in staat zijn om een eigen toekomstgerichte oplossing te bieden. De Van Braam Houckgeestkazerne, “onze mariniers—kazerne in Doorn”, heeft ruimte voor de mariniers, nu en in de toekomst! Factsheet Van Braam Houckgeestkazerne (VBHKAZ) marinierskazerne te Doorn 1. Aanleiding: In een brief over het Herbelegging8plan Vastgoed Defensie van 31 augustus jl. aan de Tweede kamer maakt minister Hillen melding van een onderzoek naar een verplaatsing van de Van Braam Houckgeestkazerne (VBHKAZ) uit Doorn naar Zeeland. Op 30 augustus, na een ver3preking van een wethouder in Vlissingen en vragen van de Zeeuwse pers aan onze gemeente Utrechtse Heuvelrug, werden Wij hierop geattendeerd en bleek dat in Zeeland hieromtrent al geruime tijd onderzoek gaande was. De eerste besprekingen hierover tussen minister Hillen en mevrouw Peijs, commissaris van de Koningin in Zeeland, dateren al van februari 2011. In een brief aan minister Hillen d.d. 4 oktober, maakten wij hierover onze verbazing en ongenoegen kenbaar. De verbazing betreft het ontbreken van een gedegen argumentatie voor dit onderzoek, het ongenoegen betreft het feit dat wij als gemeente maar ook de heer Robbertsen, Cdl< van de provincie Utrecht, hierover niet geïnformeerd zijn noch in het onderzoek en de afweging betrokken worden. Ook de heer Robbertsen spreekt zijn verbazing hierover uit in een brief aan minister Hillen. Het vervolg bestaat uit een diversiteit aan gesprekken en schriftelijke reacties die Wij in de begeleidende brief aan de Tweede Kamer en leden van de vaste commissie voor Defensie nader hebben toegelicht en waar wij graag naar verwijzen. Kort samengevat bestaan die uit: — Rondetafelgesprek met vaste commissie voor Defensie waarin wij onze. verbazing en ongenoegen nogmaals uiten en het advies meekrijgen een “factsheet” te maken. — Verzoek aan minister Hillen om deelname aan werkgroep Zeeland, dat wordt afgewezen — Gesprek met de heer Kwast, voorzitter werkgroep, wat leidt tot de toezegging van de minister dat de door ons geopperde toekomstgerichte oplossing voor de marinierskazerne in Doorn opnieuw bekeken en doorgerekend zou worden en dat de gemeente hierbij betrokken werd. Beide alternatieven zouden daarmee tegen elkaar afgewogen kunnen worden om tot een weloverwogen beslissing te komen. Indien sprake is van een delta tussen de noodzakelijke investeringen in Vlissingen t.o.v. de marinierskazerne in Doorn, dan zal die delta zeer beperkt moeten zijn om, binnen het kader van de noodzakelijke bezuinigingen bij Defensie, maatschappelijk, financieel en politiek acceptabel te zijn. Verdere uitgangspunten zijn: — Bij een eventuele verplaatsing van de marinierskazerne naar de provincie Zeeland is ervan uitgegaan dat Vlissingen de voorkeurslocatie is. - Bij de toekomstgerichte oplossing voor de marinierskazerne in Doorn wordt gebruik gemaakt van bestaande plannen m.b.t. uitplaatsing van onderdelen, het opheffen opslaglocaties Maartensdijk, Elst en Rhenen en noodzakelijke investeringsbedragen die reeds in de begroting zijn aangegeven. 3. Ruimtelijk beslag en uitbreidingsmogeliìkheden 3.1. Uitwerking bestaande plannen (2010) Vanuit Defensie c.q. Korps Mariniers, staan m.b.t. een toekomstgerichte functie van de marinierskazerne in Doorn, de volgende bewegingen gepland: — Mortiercie en het TegenLuchtdoelen peloton ( incl. kader/materieel) vanuit Doorn naar nader te bepalen locaties zijnde niet Doorn. — Opslaglocaties Maartensdijk, Rhenen en Elst sluiten en opslag materieel naar de marinierskazerne in Doorn. Opmerking: Als gevolg van de ombuigingsoperatie Defensie is deze situatie niet meer actueel. Een deel van de Mortiercompagnie zal naar alle waarschijrflijkheid gestationeerd worden op het Harde als onderdeel van een nieuw te vormen Joint Vuursteun eenheid. Het Tegen Luchtdoelenpeloton (TL—pel) zal worden samengevoegd met gelijkluidende capaciteit van andere krij gsmachtdelen en een andere standplaats krijgen. Voor de Unit interventie Mariniers (UIM) is het voornemen om tot colocatie over te gaan met de Dienst Speciale Interventies. Een locatie hiervoor is nog niet bekend, evenmin als de termijn waar0p eea invulling zou moeten krijgen. Voornoemde intenties laten zich vertalen in ongeveer 200 fte’s die op termijn niet meer werkzaam zullen zijn in Doorn. Hierdoor zou in Doorn een compacte kazerne ontstaan voor circa 1800 man (was 2000) en zou het aantal boordplaatsers van circa 650 teruglopen naar circa 500. De hiervoor benodigde (vernieuwde) legering als ook de functionele en infrastructurele capaciteit passen binnen het nu beschikbare bouwoppervlak van circa 52.000 m2. Kortom, hiermee wordt ongeveer 10% van de bestaande capaciteit uitgeplaatst. De noodzakelijk investeringen voor de beoogde nieuwbouw op de marinierskazerne in Doorn, zijn voor een groot deel al in de defensiebegroting opgenomen. 3.2. Uitbreidingsmogelijkheden marinierskazerne Doorn In 2011 heeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug een nieuw bestemmingsplan (BP) Doorn buitengebied vastgesteld, waarmee de volgende uitbreidingsmogelijkheden voor de marinierskazerne definitief zijn: — Het bouwvlakpercentage is verhoogd van 25% naar 30%. — De marinierskazerne mag daarmee het bouwoppervlak uitbreiden van 39.997 m2 naar 52.130 m2. — De Sporthal mag uitbreiden van 3157 m2 naar 3631 m2, terwijl de goothoogte van 4 m. en de nokhoogte van 8 m. verhoogd mogen worden tot 10 m. — Voor een groot gedeelte van het terrein is de bouwhoogte van 12 m. naar 14 m. verhoogd, zodat de plannen voor de 14 meter hoge parkeergarage nu geëffectueerd kunnen worden. Deze aanpassingen in het bestemmingSplan zijn op verzoek van Defensie aangevraagd en door de gemeenteraad gehonoreerd. Deze uitbreidingsmogelijkheden bieden voldoende ruimte voor de eerder genoemde toekomstplannen van Doorn als een marinierskazerne voor 1800 man, met een correcte legering van ruim 500 boordplaatsers en voldoende parkeergelegenheid. Het eveneens onderbrengen van de huidige opslagcapaciteit op Maartensdijk naar Doorn lijkt mogelijk, maar verdient nader onderzoek. 3.3. Toekomstgerichtheid De hierboven genoemde plannen en uitbreidingsmogelijkheden met 20% bieden een toekomstgerichte oplossing voor de (middel)lange termijn. Mocht in de toekomst daarnaast toch nog aanvullende behoefte aan bouwoppervlak zijn, dan staan daar een aantal mogelijkheden, die we aan de gemeenteraad kunnen voorstellen, tegenover: — Aanpassing bestemmingsplan met en verdere uitbreiding van het bebouwingspercentage — Uitbreiding kazerneterrein middels additionele grondverwerving — Separate legering van boordplaatsers nabij de kazerne maar niet op terrein zelf. De laatstgenoemde oplossing zou een appartementencomplex kunnen zijn die wellicht ook de behoefte van andere partners in de regio, militair zowel als civiel kan dekken. Met het begrip partners zou binnen onze gemeente gedacht kunnen worden aan het Militair Revalidatie Centrum en Korps Landelijke Politiediensten KLPD, maar ook Bartimeus (zorg) of European Fashion School (studenten). Hierbij zou het complex op beschikbare gronden van partners gebouwd kunnen worden, maar ook zou de exploitatie in een PPS—constructie kunnen plaatsvinden. Tijdens het gesprek met de Tweede Kamercommissie van Defensie werd door de burgemeester van Vlissingen eveneens een PPS—constructie of een particulier initiatief genoemd als oplossing voor legering boordplaatsers. Dit was niet zozeer vanuit een additionele ruimtebehoefte, maar om het noodzakelijke investeringsbedrag van een nieuwe locatie te verlagen. Dat lijkt weinig zinvol omdat een dergelijke Oplossing wel de investering verlaagt maar tegelijkertijd de exploitatiekosten onevenredig verhoogt. Op langere termijn is dit een exploitatierisico. 4. Lokatiekeuze 4.1. Sociaal economische aspecten en draagvlak In zijn motivatie voor Zeeland als locatie noemt de minister onder andere: - Spreiding van de krijgsmacht zal draagvlak voor Defensie versterken. - Marinierseenheden horen in de buurt van de kust en niet in midden van het land — Aandacht voor sociaaleconomische belangen diverse regio’s. De eerste twee argumenten zijn op zijn minst discutabel te noemen. Draagvlak vanuit de bevolking wordt niet verkregen door spreiding, maar door het optimaal benutten van beschikbare middelen en het voldoen aan bezuinigingstaakstellingen door onnodige investeringen te voorkomen. Mariniers horen niet noodzakelijkerwijs bij de kust, het zijn zeesoldaten met een duidelijke taak op het land. De trainingsprograrnma’s zijn dienovereenkomstig. De amfibische training gebeurt nu op Texel of in het buitenland, in de nabijheid van de grote amfibische schepen en met een eenvoudige toegang tot de open zee. De infanteristische training vergt het grootste deel van de opleidingstijd. Het feit dat de marinierskazerne in Doorn al meer dan 50 jaar een specifieke rol speelt in de legering van mariniers bevestigt dit. Het argument m.b.t. de werkgelegenheid in regio's werd door de commissaris van de Koningin van Zeeland, mevrouw Peijs, gesteund met een constatering dat inmiddels zo’n 18 rijksinstellingen Zeeland hadden verlaten en dat het nu wel eens tijd werd om weer iets terug te krij gen. Het verdient aanbeveling om te wijzen op een verkeerde interpretatie van het begrip: stimuleren regio’s. Het stimuleren betreft niet het verplaatsen van werkgelegenheid waardoor elders een zelfde behoefte gaat ontstaan, maar om stimuleringsmaatregelen die additionele werkgelegenheid scheppen. Recreatie en toerisme is daar een goed voorbeeld van voor Zeeland. Het vertrek van de genoemde rijksinstellingen zou eerder een vingerwijzing moeten zijn dat de decentrale locatie teveel nadelen en hogere exploitatielasten veroorzaakt. Het lijkt niet zo zinvol om daar nu de mariniers eenzelfde ervaring te laten ondergaan. Op zijn minst rechtvaardigt dit nader onderzoek waarom maar liefst 18 rijksinstellingen juist gekozen hebben Zeeland te verlaten. 4.2. Trainingsfaciliteiten Gezien de Specifieke eisen die aan het optreden van mariniers worden gesteld, spelen training en trainingsfaciliteiten een belangrijke rol in de bedrijfsvoering. In de bereikbaarheid van de oefenlocaties speelt uiteraard de locatie van de kazerne een grote rol. In een vergelijk tussen Doorn en een nieuwe locatie in Vlissingen, komen de volgende verschillen naar voren: - De marinierskazerne in Doorn beschikt over oefengebieden direct aangrenzend aan of in de directe omgeving van de kazerne, waar de mariniers kunnen oefenen zonder dat transportsteun nodig is. Bovendien beschikt Doorn over de vereiste planflexibiliteit waardoor trainingsprogramma’s eenvoudig te wijzigen zijn zonder dat trainingstijd verloren gaat. Vlissingen heeft geen oefengebieden in de omgeving, de dichtstbijzijnde oefenterreinen liggen op 85 respectievelijk 135 km afstand. Hiervoor is niet alleen transportsteun nodig, ook gaat 2 x 2 uur trainingstijd verloren aan reistijd en daarnaast wordt flexibiliteit door aanvraag— en toewijzingswocedures teniet gedaan. - Schiettraining kan vanuit Doorn op het Infanterie Schietkamp Harskamp (ISKH) op 44 km afstand plaatsvinden. Vanuit Vlissingen zou dat in Ossendrecht (65 km) kunnen plaatsvinden, maar de afstand naar ISKH bedraagt nu 240 km. De nadelige effecten op reistijd, trainingsrendement, kosten en motivatie zijn evident. Daarnaast biedt het ISKl-l als enige faciliteit in Nederland voldoende mogelijkheden om doelstellingen op het gebied van gevechtsschieten te realiseren. Bovendien impliceert dit dat waar normaliter met dagprogramma’s bepaalde trainingsschema’s kunnen worden uitgevoerd nu meer sprake zal zijn van meerdaagse oefeningen, hetgeen resulteert in hogere kosten v.w.b. legering, voeding en toelagen. - De training op amfibische vaardigheden in Den Helder geven weer een aanzienlijk verschil in afstand te zien tussen Doorn (140 km) en Vlissingen (290 km). Dit nadeel kan gecompenseerd worden door de training met landingsvaartuigen vanuit Vlissingen te laten uitvoeren. - De specifieke OVG training in noord Groningen geeft ook een duidelijk verschil in afstand (220 versus 385 km) en reistijd aan (2 x 3 uur) die niet zoals bij het amfibisch oefenen gecompenseerd kan worden. 4.3. Consequenties decentrale ligging op kosten en trainingsrendement Het niet beschikbaar hebben van aangrenzende oefenterreinen en de decentrale ligging van Vlissingen t.o.v. ander oefenlocaties heeft de navolgende risico’s: - Kwaliteitsverlies: de extra reistijden leveren verlies aan trainingstijd op terwijl de inflexibiliteit bij plotselinge programmawijzigingen eveneens tot verlies van trainingsuren en demotivatie veroorzaakt. Dit gaat ten koste van de het realiseren van trainingsdoeleinden en dus kwaliteit. — Extra kosten: De extra kosten worden met name veroorzaakt door de noodzakelijke en langere transportsteun (verplaatsingskosten), extra oefentoelage, terwijl de tijdrovende aanvraagprocedures, afstemming en logistiek naar verwachting ook tot inzet van extra fte’s zal leiden. De financiële consequenties van deze nadelen zijn niet eenvoudig te kwantificeren. Het lijkt zeer aannemelijk dat er hier Sprake is van een jaarlijkse extra kostenpost in de exploitatie van circa € 1,5 — 2 miljoen. De keuze mariniers decentraal te legeren leidt onlosmakelijk tot hogere kosten in de exploitatie. In deze tijden van economische schaarste ligt een dergelijke keuze juist niet voor de hand! 5. Sociale aspecten en neveneffecten Ten opzichte van de huidige locatie van de marinierskazerne in Doorn, heeft de decentrale ligging van Vlissingen en de ruime afstand tot de overige marinelocaties in Rotterdam en Den Helder nog een aantal sociale aspecten en neveneffecten. 5.1. Sociale aspecten De marinierskazerne maakt al meer dan 50 jaar een wezenlijk onderdeel uit van Doorn c.q. de gemeente Utrechtse Heuvelrug — De band tussen het Korps Mariniers en de bewoners van Doorn is van oudsher en hecht. Dat wordt in ‚tal van aspecten zichtbaar gemaakt. Denk hierbij aan de participatie van de mariniers bij tal van manifestaties (Heuvelrug Totaal, Koninginnedag, etc.), het jaarlijks druk bezochte concert van de Marinierskapel, het frequent overleg tussen gemeente en mariniers Op diverse niveaus, etc. — Uit een recente enquête van het lokale weekblad De Kaap bleek dat 73% van de inwoners de kazerne en de daar gelegerde mariniers wil behouden. Uit contacten met de mariniers is ons gebleken dat deze verbondenheid wederzijds is en dat daarmee een zeer ruim publiek draagvlak voor de mariniers bestaat. - De hierbovengenoemde emotionele band staat los van de enorme impact die een eventuele verplaatsing van de marinierskazerne zou hebben op economische aspecten als werkgelegenheid en (detail)handel. 5.2. Neveneffecten Doordat de bestaande driehoek Den Helder —— Doorn — Rotterdam met beperkte onderlinge afstand, nu zou worden uitgerekt met als grootste afstand Vlissingen — Den Helder (290 km), zijn er ook specifieke neveneffecten bij de mariniers zelf: — De marinier wordt gedwongen een keuze te maken voor één van de locaties. Bij overplaatsing staat hij voor een enorme reistijd of alsnog boordplaatser worden. Dit heeft een enorme impact op de marinier en zijn gezin, waarvan de gezinsleden wellicht een lokale betrekking/baan hebben c.q. een sociaal leven hebben opgebouwd. — Vele mariniers in Doorn hebben geen behoefte om te verhuizen naar Vlissingen. Dit is deels uit persoonlijke motieven maar heeft ook te maken met sociale motieven en een mogelijke verslechtering van het trainingsrendernent. De vraag of men wel bereid is bij de marinierseenheden te willen blijven leeft met name in leeftijdsklasse van 35—45 jaar, waarbij dus Sprake is van verlies van ervaren kaderleden en een verlies van geïnvesteerde training van 12 jaar of meer. — Tenslotte wordt vanuit de mariniers de vrees uitgesproken dat de met een dergelijke spreiding aan standplaatsen de aantrekkelijkheid van het korps zal inboeten, waardoor de wervingskracht zal afnemen. 6. Financiële consequenties Het is verre van eenvoudig om de kosten van een volledig nieuwe ontwikkeling in Vlissingen te vergelijken met de additionele investeringen voor een toekomstgerichte oplossing in Doorn. Wij hebben ons daarbij zoveel mogelijk laten leiden door informatie en advies van ”defensiespecialisten” uit Eerste en Tweede Kamer, defensiecommissies, bestaande contacten Op diverse niveaus binnen het korps mariniers, commandant en staf VBHKAZ, collega’s B&W van Den Helder en Vlissingen en anderen. Daarnaast hebben we zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande plannen, beschikbare begrotingsbedragen en investeringsberekeningen/aannames bij eerder geopperde verplaatsingen (vergelijk Budel). De hierin aangegeven investeringsbedragen zijn dan ook grove totaalbedragen zonder verdere detaillering, maar meestal vanuit meerdere contactpersonen op basis van praktijkervaring (in tegenstelling tot theoretische normbedragen) aangegeven. In beide gevallen (Vlissingen/Doorn) zouden deze ramingen naar boven of beneden bijgesteld kunnen worden. Echter, voor de doelstelling van deze factsheet is dat van minder belang omdat de argumentatie zich met name zal richten op de delta tussen de investeringen ten opzichte van de bezuinigingsdoelstellingen binnen Defensie. 6.1. Investeringen Vlissingen In een eerder stadium werd zowel vanuit Defensiekringen als de politiek voor de investerings—bedragen voor Vlissingen al een bedrag genoemd van circa € 250 miljoen. Inmiddels worden nieuwe bedragen genoemd die aanzienlijk lager liggen en zelfs richting € 150 miljoen gaan. Deze aanzienlijke verlaging verontrust ons enigszins omdat er geen transparantie is in de doorberekening terwijl de voorkeur van de minister voor Zeeland ons genoegzaam bekend is. Wij vragen graag aandacht voor de volgende elementen die mogelijk tot deze verlaging hebben geleid: — Zijn de kosten van grondverwerving en bouwrijp maken wel meebegrepen. Vanuit de provincie Zeeland c.q. de gemeente Vlissingen zou dit gratis aangeboden worden, maar ook hier is sprake van een investering van gemeenschapsgelden. — Ten aanzien van de legeringskosten van boordplaatsers is niet geheel duidelijk of hierin een mogelijke PPS—constructie wordt voorgesteld waardoor de investeringskosten hiervoor zouden komen te vervallen ( zie ook 3.3), maar de exploitatiekosten aanzienlijk stijgen. Zeker omdat het aantal boordplaatsers in Vlissingen aanzienlijk zal toenemen. — Bij de doorrekening van kosten en investeringen zou gebruik gemaakt worden van normbedragen die vanuit de militaire organisatie op basis van praktijkervaring als absoluut niet actueel en ontoereikend voor een goede en duurzame oplossing worden beschouwd. — Eris een enige hoop dat Zeeland als krimpregio in aanmerking zou kunnen komen voor een europese subsidie. Het zou onterecht zijn indien deze subsidiemogelijkheid in mindering wordt gebracht op de benodigde investering in Zeeland en zou een reële vergelijking van investeringsbehoeften met andere locaties bemoeilijken. — De opbrengst bij verkoop van het kazerneterrein in Doorn zou op circa € 20 miljoen worden geschat, wat ons in de context van de huidige bouwmarkt en economische waarde als relatief hoog doet voorkomen. De opbrengst is sterk afhankelijk van de bestemming die het gebied heeft of krij gt. Een ontwikkeling als bouwlocatie lijkt niet aannemelijk gezien de ligging en geen behoefte aan additionele woningbouw op deze locatie. Teruggaaf aan de natuur is een optie of een centralisatie van sportvoorzieningen voor Doorn en omstreken. In beide gevallen wordt de opbrengst hierdoor aanzienlijk beperkt. Verder dient ook rekening te worden gehouden met sloop— en reinigingswerkzaamheden. .Kortom, om tot een inhoudelijk solide onderbouwde keuze (Vlissingen of Doorn) te komen is een integraal opgezet onderzoek vereist, waarbij beide locaties op basis van dezelfde criteria beschouwd worden, inclusief een door een onafhankelijke instantie uit te voeren validatie van het cijfermateriaal. Marinierskazerne in Doorn Bij de investeringsberekeningen voor een toekomstgerichte marinierskazerne in Doorn zijn we uitgegaan van een uitwerking van de bestaande plannen zoals aangegeven in 3.1. Een deel van de hiervoor benodigde investeringen in Doorn zijn reeds in de begroting opgenomen en bedragen circa € 30 miljoen. Additionele investeringen m.b.t. vernieuwde legering en een parkeergarage zullen nodig zijn. Daarnaast zal de legering van de uit te plaatsen onderdelen, zoals aangegeven in 3.1, ookin Den Helder tot additionele investeringen leiden. Voor een toekomstgerichte oplossing voor de marinierskazerne zullen de additionele investeringen in Doorn en Den Helder circa € 70 -90 miljoen bedragen. De opbrengst van de opslaglocaties Maartensdijk en Elst wordt als vrij laag ingeschat (€ 1 —— 2 miljoen) En is in de berekening van de delta verder niet meegenomen. Investeringsdelta Uitgaande van bovengenoemde ramingen en met alle beperkingen zoals eerder aangegeven, zou de investeringsdelta tussen de investering voor een nieuw complex in Vlissingen en de toekomstgerichte oplossing voor Doorn uitkomen op: ruim € 150 miljoen ! Zelfs als we het eerder genoemde gebrek aan transparantie en onduidelijkheid over het al dan niet meenemen van alle investeringsbedragen vergeten en uitgaan van de nu genoemde verlaging tot € 150 miljoen, is er nog steeds sprake van een onacceptabele investeringsdelta tussen Vlissingen en Doorn van € 60 — 80 miljoen. 6.2. Exploitatie De exploitatielasten zijn eveneens niet eenvoudig te kwantificeren, temeer daar binnen het Rijk c.q. Defensie geen specifieke afschrijvingsmethodiek wordt gehanteerd. We kunnen de hogere investering in Vlissingen niet eenvoudigweg vertalen in hogere kapitaallasten noch kunnen we bij Doorn rekening houden met reeds afgeschreven termijnen. — Bij nieuwbouw in Vlissingen zullen ongetwijfeld voordelen behaald kunnen worden in hogere duurzaamheid en lagere energie— en onderhoudskosten. — Bij de marinierskazerne in Doorn is er sprake van een compacte oplossing met minder ruimtebeslag en lagere kapitaallasten. De verwachting is dat niet al teveel verschil zal zitten in de exploitatielasten voor Vlissingen of Doorn. - Waar wel een verschil optreedt, is in de (training— en oefen)consequenties van de decentrale ligging van Vlissingen (zie 4.3). Dit zou leiden tot een extra exploitatiepost van circa € 1 — 2 miljoen per jaar. 7. Conclusie Natuurlijk is de ontwikkeling van een compleet nieuw kazernecomplex op een nieuwe locatie aantrekkelijk om te overwegen. De infrastructuur, behuizing en faciliteiten kunnen volgens de laatste inzichten worden ingericht met veel aandacht voor duurzame oplossingen. Echter de financiële delta tussen de benodigde investeringen in Vlissingen en Doorn bedraagt maar liefst ruim € 150 miljoen. Een enorm extra bedrag dat geenszins past in de huidige financieel—economische situatie van ons land met tal van pijnlijke bèzuinigingsrnaatregelen op alle ministeries en dat volledig haaks staat op de bezuinigingstaak binnen het ministerie van Defensie van € 1 miljard. Zelfs indien de investeringsdelta aanzienlijk kleiner zou blijken, zijn er onvoldoende steekhoudende argumenten te vinden voor deze extra investering: — De decentrale locatie in Vlissingen en het gebrek aan oefenterreinen in de nabijheid doen afbreuk aan de kwaliteit en het rendement van training, terwijl de jaarlijkse exploitatielasten hierdoor onnodig met € 1 — 2 miljoen toenemen. — De marinierskazerne in Doorn is wel degelijk in staat om, in combinatie met het al geplande onderbrengen van logische elementen naar elders , een toekomstgerichte oplossing te bieden. De Specifieke, centrale ligging in Doorn en de relatief korte onderlinge afstand met Rotterdam en Den Helder hebben de afgelopen 50 jaar hun voordeel bewezen. — Om het verplaatsen van de marinierskazerne naar Vlissingen als een stimuleringsmaatregel voor de regio Zeeland te zien is een onjuiste interpretatie van stimulering, omdat het hier geen additionele creatie van werkgelegenheid betreft maar een verplaatsing zodat het probleem nu elders ontstaat. Het eerdere vertrek van diverse rijksdiensten uit Zeeland mag als een vingerwijzing gezien worden dat de decentrale ligging tot aanvullende problemen en kosten in de bedrijfsvoering leiden, waar we het Korps mariniers voor willen behoeden. Nader onderzoek is vereist. — De diverse sociale aspecten en andere neveneffecten die bij een eventuele verhuizing Doorn naar Vlissingen naar voren komen, kunnen leiden tot het vroegtijdig vertrek van kaderleden en een negatieve invloed op de wervingskracht. Kortom, de investeringsdelta is van een zodanige omvang dat een verplaatsing van de marinierskazerne naar Vlissingen als ongewenst beschouwd moet worden en volstrekt niet uit te leggen valt aan onze bevolking. Ook voor een veel lagere investeringsdelta zijn onvoldoende steekhoudende argumenten voor handen. De marinierskazerne in Doorn heeft met de uitplaatsing van personeel op termijn van 10 % en de genoemde uitbreidingsmogelijkheden voldoende ruimte voor de mariniers. 8. Advies Op basis van gelijkluidende criteria een gelijkwaardig onderzoek en doorberekening uitvoeren voor beide oplossingen,Vlissingen en Doorn, en de gemeente Utrechtse Heuvelrug hierbij te betrekken. Gezien de complexiteit en noodzaak tot tran5parantie zou het beschikbaar cijfermateriaal door een onafhankelijke instantie gevalideerd kunnen worden. Op basis daarvan zou een weloverwogen afweging tussen de twee alternatieven kunnen plaatsvinden. 25 november 2011, Gemeente Utrechtse Heuvelrug UTRECHTSE HEUVELRUG Aan: Leden van de Tweede Kamer C.C. : Leden vaste Tweede Kamercommissie voor Defensie Van: College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Utrechtse Heuvelrug, burgemeester G.F. Naafs Betreft: Aanbieding businesscase Van Braam Houckgeestkazerne met uitkomst onderzoek handhaving marinierskazerne in Doorn n.a.v. motie CDA/VVD van 6/12/2011 Datum: 18 januari 2012 Geachte leden, Wij, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, hebben de afgelopen weken hard gewerkt aan een gefundeerde onderbouwing van ons initiatief om de Van Braam Houckgeestkazerne te behouden voor onze gemeente. Hiermee geven wij invulling aan de motie van VVD en CDA die 6 december jl. unaniem door uw Kamer is aangenomen. Dit gaf ons de mogelijkheid in aanvulling op onze factsheet van 25 november jl, onderbouwd aan te tonen dat Doorn de beste plek is en blijft voor de mariniers. De uitkomsten van het onderzoek kunt u nalezen in de bijgevoegde businesscase. In dit begeleidende schrijven kunt u lezen waarom wij de oorspronkelijke planning niet konden halen en wat de belangrijkste uitkomsten uit de businesscase Zijn. Planning uitwerking businesscase Aangezien minister Hillen eind januari 2012 een besluit over de locatie wil nemen en onze businesscase een wezenlijk onderdeel van de afweging zou moeten zijn, was de planning dit rapport begin januari aan u aan te bieden. Echter nadat wij in een overleg op 5 januari jl. aan de heer Kwast, plv. directeur Ruimte, Milieu en Vastgoedbeleid Defensie, hadden aangegeven ernstige twijfels te hebben over de aangeleverde cijfers, kwam na onderzoek en een bezoek aan LC Maartensdijk op 11 januari naar voren dat de cijfers van het ministerie inderdaad niet correct waren. Zo bleek dat het aantal voertuigen en materieel nagenoeg gehalveerd kon worden en ook bleek circa 70% van de voertuigen al in Doorn te staan. Daarnaast is ook het toekomstig aantal werknemers en het percentage boordplaatsers op de Van Braam Houckgeestkazerne naar beneden bijgesteld. Aangezien vorige week pas duidelijk werd dat wij van hele andere (veel lagere) aantallen uit konden gaan, moesten wij de businesscase hierop aanpassen en kunnen wij u nu uiteindelijk het correcte verhaal aanbieden. Belangrijkste uitkomsten: Wij kunnen u meedelen dat de conclusies uit onze factsheet van 25 november opnieuw worden bevestigd en zelfs nog sterker worden onderbouwd door de verdere uitwerking in de bijgevoegde businesscase. Hierna kunt u de belangrijkste uitkomsten en de slotconclusie hieruit lezen. Doorn biedt toekomstbestendige oplossing Uit de businesscase blijkt dat de Van Braam Houckgeestkazerne, “onze marinierskazerne in Doorn", zeer goed in staat is om een toekomstbestendige oplossing te bieden. Het structuur- en ontwikkelingsplan uit 2009 biedt met verdere Optimalisatie en wat uitbreiding voldoende ruimte en uitbreidingscapaciteit om ook bij sluiting van LC Maartensdijk de behoefte aan opslag en stalling te accommoderen. Doorn vraagt minder investering De noodzakelijke investering voor de Van Braam llouckgeestkazerne bedraagt circa €80 miijoen, waarvan circa € 47 miljoen nog niet in de begroting van defensie is opgenomen. Het resultaat is een modern complex met behoud van eigen identiteit dat de mariniers voldoende ruimte biedt voor nu en in de toekomst. Hierbij steekt het investeringsbedrag zeer gunstig af (circa € 60 miljoen minder) tegen complete nieuwbouw elders. Doorn steekt gunst_ig af in exploitatie Bij vestiging in Vlissingen zullen door de decentrale ligging de jaarlijkse exploitatielasten aanzienlijk toenemen: - De gunstige ligging van Doorn t.o.v. training— en oefenfaciliteiten zal bij verplaatsing naar Vlissingen niet alleen kwaliteit- en effectiviteitverlies geven maar ook extra lasten inhouden. (voorzichtig schatting additionele jaarlijkse lasten vanuit het Korps € 1,5 — 2 miljoen per jaar) 0 De verdubbeling van het aantal boordplaatsers in Vlissingen tot 90% brengt additionele huisvesting— en verzorgingskosten met zich mee. Jaarlijks circa € 8,4 miljoen. De structurele invloed van deze extra exploitatielasten op de begroting is enorm. Uitgaande van een periode van 10 _ 15 jaar, zou er sprake zijn van een bedrag van circa € 100 - 150 miljoen! Sociale cohesie De marinierskazerne in Doorn is al ruim 60 jaar een wezenlijk onderdeel van de identiteit van onze gemeente Utrechtse Heuvelrug (Doorn). De banden tussen de inwoners van Doorn en het Korps Mariniers zijn hecht. Uit de vele formele en informele contacten de afgelopen maanden met mariniers van de Van Braam Houckgeestkazerne blijkt onverminderd hoe geworteld de marinierskazerne in onze samenleving is. Daarbij wordt steeds duidelijker dat eventuele verplaatsing naar Vlissingen niet te onderschatten sociale problemen voor de mariniers en hun gezinnen met zich meebrengt. Slotconclusie Het is niet mogelijk om de noodzaak tot de voorgestelde verplaatsing van de marinierskazerne naar Vlissingen aannemelijk te maken. De financiële consequenties zijn verontrustend en de enorme verschillen in investeringen en exploitatielasten kunnen, in een tijd van zware bezuinigingsopdrachten, niet aan de bevolking uitgelegd worden. De gehanteerde argumenten ten faveure van Vlissingen zoals spreiding van overheidsdiensten en Zeeland als krimpregio blijken weinig steekhoudend en nauwelijks aantoonbaar, terwijl de tegenargumenten ten faveure van Doorn zoals kwaliteitsbehoud bij oefeningen en training of de negatieve sociale aspecten van gedwongen verhuizing steeds nadrukkelijker zichtbaar worden. In onze businesscase tonen wij aan dat de Van Braam Houckgeestkazerne een uitstekende en toekomstbestendige oplossing biedt met voldoende ruimte en uitbreidingsmogelijkheden en tegen aanzienlijk lagere kosten. Dit is door het ministerie van Defensie bevestigd. Daarmee is het uitgangspunt van minister Hillen, ruimtetekort in Doorn, volstrekt onjuist gebleken en komt de aanleiding om verplaatsing naar Vlissingen te overwegen te vervallen. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen indien u bovenstaande argumenten mee wilt nemen in uw afweging, zodra de minister zijn voorkeur en besluit in deze kwestie aan u kenbaar heeft gemaakt. Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, G.F. Naafs Burgemeester